
Ergens in de verte klinkt de koorzang van de boksschool. Het raam is open, de zon speelt door plastic en de wind met het gordijn.
Ik werk. Ik werk alsmaar. Tegen de klippen op. Een verfje hier een likje daar en dan weer wachten, meten zagen, plakken, verven, een stap terug, dit verwijderen en die kleur is net niet goed. Het ritme van werk, als de zee die aanrolt en wijkt, herhaling.
En toch is het allemaal simpel, ben ik te te precies? Ha, precisie! De millimeter is pas in mijn leven gekomen met de cursus boekbinden. Dat scheelt wel 3 millimeter, zei de lerares ontzet, terwijl ik dat als nagenoeg passend beoordeelde. Maar wat is precisie? Een relatief begrip. Laatst las ik iets dat maar 30 meter scheelde dus heel gaaf en goed geconstrueerd was, helaas ben ik vergeten wat het was.
Je kiest de grootte van een te maken object, zomaar, afgesteld op de lucht en een idee in je hoofd. Er staat nog helemaal niets, maar je moet toch de breedte de hoogte en de diepte bepalen. Als het staat kan je makkelijk zeggen, ik zou dit iets korter of iets langer hebben gedaan, dat is een kwestie van verhouding, maar hoe verhoud iets zich tot niets?
Dat is het geheim van scheppen; iets uit het niets trekken. Daarna kan je er elke denkbare vergelijking op loslaten; waar het al niet op lijkt… Als het een onvolgroeide spruit is legt het ’t tegen al het bestaande af. Weliswaar afgezonderd van storende blikken, slechts boksklappen en kinderstemmen op afstand, ben ik nog niet vrij van mijn eigen blik. Bepaalde keuzes zijn een gegeven geworden, ik zou…, kan niet meer, afslag gemist. Vervolgens het inspelen en afstemmen. Is het die ontstemde coach in mijzelf waar ik naar luister of een koorzang van leraren die waarschuwen, richten en bestraffen? Zij zwijgen die stemmen uit het verleden. Het is het object dat dicteert. Eenmaal de toonzetting gevonden moet alles harmoniëren met het idee, liefst onbewust. Als ik niet luister lig ik in bed en denk, dat stuk moet er toch afgeslagen. Hoe belangrijk is het? De zon blijft opkomen, gaat onder, de seizoenen verstrijken, of iets gemaakt wordt of niet. Maar stel ik zeg, ‘zo is het ook wel goed.’ Wat is er dan nog slecht? Waarom zou ik er überhaupt aan beginnen? Als er een deadline zou zijn, is er een soort rechtvaardiging, ‘zo kan het ermee door’, maar ’there is no excuse for bad work.’
Het is toch vreemd hoe je in de loop van je leven een hoop ‘maten’ kwijtraakt. In het begin zat ik met vragen als, is het goed om vroeg op te staan en moet je een x aantal uren op je atelier doorbrengen. Kan je zeggen, ‘vandaag lukt het niet, ik stop er mee.’ Ben je lui als je uitslaapt of ben je juist verstandig omdat je luistert naar je lichaam? Moet je alles afmaken (moet je ieder boek uitlezen), of het bijltje er bij neergooien als het niet gaat. Was er maar een manier om als een reus naar je eigen leven te kijken en bij te sturen, ‘dat obstakel, daar kan je omheen, maar die afgrond is gevaarlijk, nu doorlopen, nu de pas inhouden…’ Maar ik ben een lilliputter voor wie de vragen met vallen en opstaan beantwoord worden.
Inmiddels besef ik dat er zelfs geen buitenwacht is die het weet, de maat der dingen wordt niet bepaald door bijval of succes. De boeken die je leest worden niet geschreven door een alwetende reus en toch breidt het je perspectief uit. Als je eenmaal de eerste stappen hebt gezet, van wat ook, begint de afstemming, terug kan niet, opnieuw is schijn, voort is ongewis, het eind is een gegeven.